J.P.A. Wortelboer uit Bedum in Groningen maakte me erop attent dat er in het rijksarchief Groningen een verhaal staat in de gerechtelijke archieven over een gewurgde Terschellinger vrouw. Ik vond er een verschrikkelijke geschiedenis in uit Wierum bij Aduard. In mijn grote Terschelling-familie kan ik Aeltje niet ontdekken. Mogelijk is er iemand onder de lezers die er wel gegevens van heeft. Om het lezen wat gemakkelijk te maken noem ik de personen die in het voorval voorkomen:
Aeltje Joosten: wordt gewurgd door de scherprechter
Jan Joosten, alias Mispel: overvaller en zoon van Aeltje
Jacob Leser: overvaller en woont samen met Hillegien Gerrids Jans, dochter van Aeltje
Willem Maurits: overvaller
de echtgenote van boer Everd Oostenrijk: wordt overvallen en vermoord
de weduwe van Jan Jurriens Jans: dochter van Everd Oostenrijk
Het eerste verhaal is van 23 april 1721
Twee vrouwspersone in apprehensie (=gevangenneming) genomen, zijnde de eene de moeder van Jan Mispel en de tweede de bijsit van Jacob Leser, beijde onder het gerigte van Aduard over eene begane moort onlangs geëxecuteert (= gepasseerd).
Uit Criminus Protocol, 1683-1724, Groninger Statenrecht, toegang 1, deel 165, dd 23.4.1721.
Het tweede verhaal van juli 1721
Sabatthie den 12 Julu 1721
Aeltien Joesten (lees: Joosten), alsoo uit de bekomene informatien en nae (= naar) gehoudene drie examiniteit (= onderzoek) de eigene gereïtereerde confesie (= opnieuw verhalende bekentenis) buiten pijn (betekent: geen dwang) of banden de Regte genoegsaam is gebleeken, dat Aeltjen Joesten geboortig van het eiland Ter Schellingh, oud ongeveer seventig jaren, de voorname oorsaak is geweest van de terrible (= verschrikkelijke) moort in de maand van septb: (= september) des gepasseerde jaars begaan ande vrouw van Everd Oostenrijk woonagtig onder Wierum Jurisdictie (= Rechtspraak) van Aduard, behalven dat bij verscheijdene huisbraken in andere dieverien of present is geweest of van het gestolene mede geprofiteert, dat zij een dag of twee voor de begane moort haer heeft vervoegt aen het huijs van Jan Jurriens weduwe, zijnde de dogter van de vermoorde vrouw en aldaar nauwkeurig heeft weten uit te vorschen alle gelegentheit des huises van gen: (= genoemde) Everd Oostenrijk, zijnde vandaar gegaan nae Oosterwijtwerd bij haar soon Jan Mispel, Jacob Leser, toehoudende (= samenwonend) met haer dogter Hillegien Gerrids Jans en Willem Maurits; en de selve bekent gemaekt, dat in 't huijs van Everd Oostenrijk tot Wierum geld en silver genoeg te krijgen was, dat sij daar nae toe moesten, op een sondagh onder de predicatie (= preek), also er dan de meeste tijd maar een (lees: één) te huijs bleef, dat sij de genoemde vier personen daer op nae Wierum heeft geleijdet, dat tusschen saterdagh en sondagh, terwijl de selve haar agter de Reijdijk verborgen hielden, sij Aeltje Joesten wederom omtrent het huijs van Everd Oostenrijk is gaen spionneren en wanneer gesien hadde, dat de man en kneght nae de kerke waren gegaan, en de vrouw alleenes te huis bleef, hebbende de vrouw selfs op het heem (= erf) gesien, sij sulx aen de vier kerels nog agter den dijk liggende heeft bekend gemaekt, en de selve op het nieuw weder aengekondigt, seggende, dat er nu gelegenheid was dat de vrouw alleen te huijs was, en verders tegen de vier moordenaars gesegt, dat als de vrouw het so ligt (=gemakkelijk) niet geven wilde, hij haer handen en voeten moest binden, en laatslijk haar heeft aengeraden, dat als sij de vrouw niet magtig konden worden, dat sij haer moesten ombrengen. Dat daarop de kerels met haer vieren nae het huijs zijn toegegaan, en de vrouw met bijlen en stocken hebben doodgeslaegen, de kast open gemaekt, en het gelt, silver en linnen daaruit weggenoomen, dat de vier kerels van de gedane moort aen Aeltje Joesten kennisse hebbende gegeven, sij van de geroofde goederen mede een portie heeft genoten, seggende van twee gulden, buiten het linnen, uit alle desen constaterende, dat dese vrouw door haar spionnere raadgevene aenleijdinge, en aenmoediginge de grootste oorsaak van de begane moort is geweest, en derhalven nae regte met de straffe der moordenaars moet worden gestraft.
Hebben de Heeren Gedeputeerden, volgens Staatse Resolutie van den 13 Junu jongst, uit de name van Zd: Mo: (= Zijne Edele Mogendheden) Heeren Staeten van Stad en Land regt doende, dese Aeltien Joosten gecondemneert (= veroordeeld), om op een vat geset en door den scherprigter aen de paal ter dood te worden gewurgt, en met een ijsere keten vastgemaakt aldaar tot afschrik van andere blijven sitten.
Uit Criminus Protocol, 1683-1724, Groninger Statenrecht, toegang 1, 1350, dd 12 juli 1721.
Naschrift redactie: Reeds in S.m.l. 1985, nummer 3, vinden wij het verhaal over het lot van Jan Mispel, de zoon van Aaltje. Rob Groendijk vond dit destijds in een proefschrift uit 1920. Jan Mispel en Jacob Leser worden veroordeeld om levend geradbraakt te worden; daarna zullen hun hoofden op staken worden gezet.(Criminus Protocol, Aduard, 27 dec. 1720)